Werkgroep (neo)adjuvant

 

 

(Neo) adjuvante behandeling bij mamacarcinoom

Adjuvante systemische therapie (behandeling met medicamenten) is een aanvullende behandeling die gegeven wordt in aansluiting op de primaire, locoregionale behandeling (operatie en soms bestraling). Dit vindt plaats om eventuele niet waarneembare uitzaaiingen te bestrijden en de kans op overleving te vergroten. De keuze voor adjuvante therapie is afhankelijk van de klinische kenmerken zoals tumorgrootte en tumorgraad, de aanwezigheid van lymfklier uitzaaiingen in de oksel, de leeftijd van de patiënt, eventuele andere aandoeningen die de patient heeft, en een aantal tumor kenmerken (zoals hormoon receptoren, HER-2/neu overexpressie). Adjuvante systemische therapie kan bestaan uit chemotherapie, hormoontherapie (bij een hormoongevoelige tumor), immunotherapie (gebruikmakend van het afweersysteem, o.a. bij HER-2/neu overexpressie) of een combinatie hiervan.

Neoadjuvante systemische therapie wordt gegeven vóór een operatie bij een vorm of stadium van borstkanker waarbij vaststaat dat er aanvullende behandelingen nodig zijn. Het gaat dan bijvoorbeeld over een tumor die groter is dan 3 cm of een tumor waarbij ook in de lymfklieren tumorcellen aanwezig zijn. Een belangrijke reden om systemische therapie vóór een operatie te geven is het mogelijk verkleinen van de tumor, zodat alsnog een borstsparende operatie mogelijk is of bij een lokaal uitgebreide tumor die moeilijk te opereren is. Een tweede belangrijke reden om systemische therapie voor een operatie te geven is om te zien of deze specifieke systemische therapie werkt. Wordt de tumor duidelijk kleiner, dan is de juiste behandeling gekozen. Heeft de behandeling onvoldoende resultaat, dan kan er voor andere medicamenten gekozen worden waarop de tumor misschien wel goed reageert. Deze tweede reden is ook van groot belang bij het onderzoek van nieuwe middelen bij diverse subgroepen (zoals Her2+, HR+ of TNBC).

Doelstelling

De werkgroep heeft de ambitie om een breed portfolio aan studies te bieden voor de verschillende subtypen mammacarcinoom in zowel adjuvante als neoadjuvante setting.  Studies hebben bij voorkeur een sterk translationeel karakter d.w.z. met de mogelijkheid tot het analyseren van weefsel- en bloedmonsters om daarmee prognostische factoren (die van invloed zijn op het verdere verloop van een ziekte) en predictieve factoren (met voorspellende waarde) te herkennen. Tevens wordt eraan gewerkt om tijdens neoadjuvante behandeling vroege maten voor respons bepaling te ontwikkelen door middel van beeldvorming, biopten en waar mogelijk gebruik te maken van nieuwe technieken zoals liquid-biopsies. In adjuvante setting wordt de toegevoegde waarde van een nieuwe behandeling voor de in beginsel genezen patiënt zorgvuldig afgewogen. Hierbij is er een voorkeur voor middelen die in patiënten met uitgezaaide borstkanker een duidelijk effect hebben laten zien, liefst op algehele overleving.

De werkgroep initieert eigen voorstellen en selecteert studies die internationaal (via BIG, EORTC en farmaceutische bedrijven) plaatsvinden en nodigt alle BOOG-leden en andere geïnteresseerden van harte uit om met nieuwe studievoorstellen te komen.

Lopende studies

De neoadjuvante studie voor patiënten met luminale borstkanker (NEOLBC) van J. Kroep (LUMC) en S. Linn (NKI-AvL) beoogt te onderzoeken bij wie chemotherapie kan worden vervangen door een minder toxische CDK4/6-remmer plus hormonale therapie.

In de TRAIN-3-studie van G. Sonke (NKI-AvL) krijgen patiënten met een HER2-positieve tumor neoadjuvante chemotherapie met een gelijktijdig dubbele HER2-blokkade met trastuzumab en pertuzumab als behandeling. Op basis van beeldvorming wordt bekeken of het aantal kuren kan worden verminderd. Het primaire eindpunt is drie jaar event-free survival (EFS). Een amendement voor de TRAIN-3-studie, waarbij behandeling met T-DM1 wordt geïncorporeerd, is eind maart 2020 goedgekeurd door de METC en zal worden geïmplementeerd als dat kan wat betreft de COVID-19 crisis.

De PRECiSE is een observationele, niet-WMO-plichtige studie. In deze studie worden naast de 70 genen die door middel van de MammaPrint® worden bepaald, ook de expressie van alle overige genen in de tumor (ruim 25.000) bepaald. Deze genexpressiedata worden gecombineerd met klinische, pathologische en behandeldata uit de Nederlandse Kankerregistratie (NKR) om daarmee klinische en translationele vraagstellingen te beantwoorden. Het beheer van de gekoppelde data ligt volledig onder verantwoordelijkheid van de BOOG en de hoofdonderzoekers.

Schrijftafel

Op dit moment wordt er gewerkt aan voorstellen ter opvolging de TRAIN-3 en de DIRECT studies. Ook wordt naar een studie voor de subgroep triple-negatieve borstkanker patiënten gekeken.

Follow-up

Een groot aantal BOOG studies is inmiddels korte of langere tijd in follow-up. Regelmatig wordt er gerapporteerd over uitkomsten van (interim) analyses tijdens wetenschappelijke congressen en plenaire BOOG vergaderingen.

Vergaderingen

De werkgroep vergadert gemiddeld 4 keer per jaar via een teleconference en komt 2 keer per jaar bijeen. De werkgroep presenteert haar jaarplan, studieportfolio en nieuwe studievoorstellen op de plenaire BOOG vergaderingen die 2x per jaar plaatsvinden. De presentaties van het afgelopen jaar zijn te bekijken op het tabblad ‘Home - bijeenkomsten en documentatie' van deze website.