Vrouwen met hormoongevoelige, uitgezaaide borstkanker krijgen vaak tumorgroeiremmers toegevoegd aan hormoontherapie. De groeiremmers, CDK4/6-remmers genoemd, versterken namelijk de werking van de therapie. Met een eenvoudige bloedtest hebben wetenschappers onderzocht of zij de patiënten kunnen herkennen die gebaat zijn bij directe toevoeging van CDK4/6-remmers aan de hormoontherapie, in tegenstelling tot patiënten die beter nog even kunnen wachten met de remmers. De resultaten publiceerden ze in Nature Medicine.
In een eerdere studie, de SONIA-studie, was gebleken dat uitgesteld gebruik van de CDK4/6-remmers net zo effectief is als toevoeging in een vroeg stadium. Bij uitgesteld gebruik worden vrouwen minder lang blootgesteld aan bijwerkingen. De vraag die na de SONIA-studie overbleef, was of late toediening van CDK4/6-remmers voor iedere individuele patiënt het beste is. Om dat uit te zoeken hebben de onderzoekers in het lab het bloed van vrouwen met uitgezaaide borstkanker onder de loep genomen.
Ze pasten daarvoor een bepaalde bloedtest toe: de mFast-SeqS assay. Met deze test kan worden aangetoond of er veel of weinig ctDNA aanwezig is in het bloed. CtDNA zijn minuscule fragmenten afkomstig van de tumor. Na het doen van deze test konden de vrouwen met uitgezaaide borstkanker worden verdeeld in twee groepen: een groep vrouwen met veel ctDNA – ongeveer een derde van de patiënten – en een groep patiënten met weinig ctDNA.
Verdere analyse toonde aan dat patiënten met veel ctDNA baat lijken te hebben van directe toevoeging van CDK4/6-remmers aan de hormoontherapie. Vrouwen met weinig ctDNA in het bloed lijken juist geen baat te hebben bij direct gebruik van de remmers.
De resultaten moeten nog bevestigd moeten worden in een onafhankelijke studie met andere deelnemers. Maar de onderzoekers verwachten dat deze bloedtest kan worden gebruikt om vóór de start van de behandeling per patiënt te bepalen welke behandelstrategie de beste is.
Zie ook: ErasmusMC